Wij spelen thuis

19 januari 2020

door Firoozeh Farjadnia en

Wij spelen thuis

‘Vluchten,’ zei ik tegen mijzelf en ik trok mijn zoekschoenen aan, op weg naar wat er achter de grijze horizon gelegen zou zijn. Ver van alles wat voor mij ooit vertrouwd en vanzelfsprekend was. Ver van alles wat mij met stevige draden aan mijn huis bond.

Zoekend naar mijn huis, raakte ik thuisloos. In mijn zoektocht verloor het huis eerst zijn muren en fundering. Dat was wat een revolutie, gevolgd door een oorlog, met mij deed. Of wat ik met mijzelf deed, in de nasleep van dit alles. Het huis dat de oorlog had overleefd. Het huis dat de koude, stilte en verstikking had overleefd. Het huis vol herkenning, het huis van mijn kindertijd, heb ik met mijn eigen handen afgebroken.
Eigenlijk heb ik mijzelf afgebroken.
Mijn thuis is als een vrije vogel uit zijn kooi gevlogen. Verward, angstig, maar toch juichend, rende ik het achterna.

Wat voelde ik mij toch licht toen ik mij lostrok; van mijn aard, mijn wortels, mijn navelstreng. Zo licht zijn, voelde heel zwaar. Zo licht als een veer werd ik meegenomen door mijn illusies, naar woestijnen waar ik naast elke boom een luchtkasteel bouwde. Zoekend naar mijn huis, uitgeput en vervuld van spijt, heb ik mij onderweg in elke ruimte gevestigd. In een boot, een stacaravan, een trein. In alles waar ik maar een huis in herkende.
Zij die ik onderweg tegenkwam boden mij hun dekens aan. Wij deelden onze angsten. Wij spraken over onze gemisten. Wij proefden onze dromen, die smaakten naar bittere tranen. Naar spijt. Zij boden heel veel nieuw woorden, nieuw smaken, nieuwe kleuren, nieuw geuren. Snuffelend als een hond zocht ik mijn huis. Een van hen heette mij welkom in zijn huis dat hij op zijn schouders droeg: een tas vol pannen, bestek en een klein kookstelletje.
Ik heb net zolang en zo diep gegraven en gezocht totdat de sleutels van een huis, op de 14e etage, in mijn handpalm werden gelegd. ‘Hier is jouw huis. Je mag je naam op het naambord laten graveren.’ Dat heb ik niet gedaan. Niet alleen omdat ik niet heette, zoals ik hier werd genoemd. Maar ook omdat ik niet wist of ik mijn naam naast een bel wilde. Dat was een eng idee. Dat betekende dat ik een huis had. Maar was dit huis mijn thuis? Die eerste avond en de avonden erna, kon ik niet slapen. Ik had blijkbaar een huis-zoek syndroom. Het kon mij niet geruststellen dat daar, op 14 hoog, mijn thuis was. Ik verlangde naar thuis, naar alles wat mij toen gevangen hield. Ik wilde mijn thuis weer zien, ruiken proeven, horen en voelen.

‘Vluchten,’ zei ik tegen mijzelf en ik droeg weer mijn zoekschoenen, op weg naar wat er achter de grijze horizon zou gelegen zijn.

Onderweg zag ik een jongetje dat ook op zoek was naar zijn huis. Zijn huis moest zich goed verborgen hebben onder een berg puin. Maar hij geloofde dat hij het nog kon zien als hij met een ballon heel hoog de lucht in zou gaan — dat daar, hoger dan de hemel, achter een regenboog, zijn huis te zien zou zijn. Op een slapeloze nacht, starend naar de donkere horizon, heb ik van alle stoffen die ik van thuis had meegenomen een ballon gemaakt. Van oma’s sjaal, moeder’s bruidsjurk, en van mijn vader’s  tapijt.
Jaren gingen voorbij en ik zocht in stilte verder. Ik zag mensen om mij heen, ik hoorde ze, maar er was een woestijn van leegte tussen ons. Met geen draad, met geen knop, met geen klem, kon ik mij aan mijn omgeving, aan mijn huis, binden.

‘Vluchten,’ zei ik tegen mijzelf en ik droeg weer mijn zoekschoenen, op weg naar wat er achter de grijze horizon zou gelegen zijn.

Onderweg heb mijn verjaardag gevierd, hand in hand met een meisje dat ook haar huis kwijt was. Tussen onze handen fladderde een slinger in de lucht. Tussen onze handen was een huis waaraan gekleurde ballonnen waren opgehangen.
Wij, die elkaar onderweg hebben ontmoet. Wij, allen met een huis-zoek syndroom, hebben een voetbalteam. Wij spelen altijd in het thuisteam. Wij zijn nergens en overal thuis.
Laatst heb ik mijzelf erop betrapt hoe ik leuzen in een onbekende taal nazei, hoe ik in solidariteit meeliep in demonstraties tegen dictatoriale regimes. Ik liep mee met Irakese, Chileense en Palestijnse demonstraties tegen corruptie en geweld, tegen armoede en werkloosheid.
Ik liep mee voor democratie en vrijheid. Voor alle kinderen die geen thuisgevoel kennen. Op zulke momenten besef ik dat mijn thuis bij mensen ligt die zich sterk maken voor een veilig en vrij huis voor iedereen.
Vanuit mijn ballon hebben wij nooit onze huizen teruggezien, maar wij zagen dat de grenzen van thuis veel verder zijn gekomen dan de grenzen van het vaderland.
 
 

 

Waardeer dit artikel

Dit artikel lees je gratis. Vind je het artikel en onze inzet de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten blijken door een bijdrage. Zo help je onze journalisten en RFG Media.

Mijn gekozen bedrag: € -

Over de auteur

Over de auteur

Firoozeh Farjadnia

Firoozeh Farjadnia groeide op in Kermanshah, een plaats in het Koerdische deel van Iran. In 1995 vluchtte ze op 25-jarige leeftijd naar Nederland, waar ze een opleiding Bouwkunde volgde.
Firoozeh schrijft romans, korte verhalen en columns. In 2014 debuteerde ze met de roman Postvogel (uitgeverij Jurgen Maas). In mei 2017 verscheen haar tweede roman in het Farsi.
Ze werkt momenteel aan een korte verhalenbundel en aan haar derde roman.

Naar profielpagina