Wanneer zie ik mijn vrouw weer?

25 augustus 2017

door Tanja te Beek en

Wanneer zie ik mijn vrouw weer?

Toen ik in de noodopvang voor asielzoekers in de Amsterdamse Havenstraat begon te werken, in september 2015, hingen er op de muren A4-tjes met de mededeling dat de mensen daar enkele weken zouden verblijven, voordat ze zouden verhuizen naar een andere locatie en hun asielprocedure zou beginnen.

Een noodopvang wordt alleen gebruikt als de AZC’s vol zijn en de IND het te druk heeft. De mensen krijgen er wel eten, maar geen zakgeld. Zelf hebben ze na hun vlucht meestal geen cent meer over. Voor telefoonkaarten om hun familie te bellen, maar ook voor OV-kaarten, deodorant of schoenen zijn ze afhankelijk van de goedgeefsheid van Nederlanders. Voor een paar weken is dat niet erg. Maar de A4-tjes verdwenen al snel van de muren, en daarmee begon de onduidelijkheid. Iemand had gehoord dat de IND nu schatte dat de eerste bewoners van de Havenstraat over een paar maanden aan de beurt zouden zijn voor hun interview, het begin van de procedure. Een paar maanden verstreken zonder dat er ook maar iemand verhuisde. Er kwamen wel nieuwe mensen bij.

De mannen werden ongeduldig. “Wij zitten hier wel veilig, al is een éénpersoonscel voor twee mensen niet ideaal”, zei iemand, “maar onze vrouwen en kinderen zijn nog in Syrië, Eritrea of waar dan ook. Elke dag dat het langer duurt voor ze daar weg kunnen, kan hun dood betekenen.”

‘Wanneer begint mijn procedure?’, was eigenlijk de enige vraag die de medewerkers van Vluchtelingenwerk, die elke dag spreekuur hielden in de Havenstraat, kregen. Het antwoord wisten ze niet.

Na vier maanden ging er een gerucht onder de vrijwilligers. Het gerucht luidde dat het nóg zes maanden zou duren voordat de eerste mannen aan hun procedure zouden beginnen. Nóg zes maanden? Ik moest er niet aan denken wat er kon gebeuren als de mannen dit te horen kregen. Van míj zouden ze het in elk geval niet horen!

Ik was zo kwaad. Hoe kán het dat de IND zó slecht kan inschatten wanneer iemand aan de beurt is voor zijn interview? Je deelt het aantal wachtenden door het aantal interviews dat per dag kan worden afgenomen en je weet hoe lang degene die het laatst is binnengekomen moet wachten. Dat het uiteindelijk een paar weken later wordt, prima. Kan gebeuren. Maar een paar máánden later? Of een half jaar? Dat kán toch niet?

Zou het ontmoedigingsbeleid zijn? Te laat, de mannen zijn al hier. Bovendien zou het schandalig zijn als er bewust verkeerde informatie wordt gegeven. Deze mensen zijn al zo kwetsbaar, ze hebben al een helse tocht van soms maanden doorstaan voor ze in Nederland aankwamen, gevlucht uit een land waar ze hun leven niet zeker waren. Ik wil niet geloven dat een beschaafd land als Nederland expres, puur om te pesten, steeds een langere wachttijd opgeeft. Maar wat zit er dan achter?

Na acht maanden in de Havenstraat te hebben gezeten, zonder procedure, zonder verblijfsvergunning, zonder geld, zonder te mogen werken, zonder privacy, zonder gezin, gingen de mannen dan eindelijk naar een POL-locatie voor hun interview. ‘Een paar weken’ werd acht maanden.

Nu, een jaar nadat de noodopvang in de Havenstraat sloot, heb ik met een aantal mannen nog contact. Ze hebben gelukkig allemaal een verblijfsvergunning gekregen, ze hebben allemaal een huis en gaan naar school. ‘Nederlands leren is belangrijk’, zeggen ze. Maar ook: ´Nederlands leren is moeilijk.’

Wie een vrouw en kinderen heeft, heeft gezinshereniging aangevraagd bij de IND. De Havenstraters zijn inmiddels ruim anderhalf jaar in Nederland. Veel mannen zijn lang onderweg geweest en hebben hun gezin al jaren niet meer gezien. Als antwoord op de aanvraag voor gezinshereniging kregen ze een brief waarin stond dat de IND binnen zes maanden een beslissing zou nemen. Die zes maanden zijn allang voorbij.

Toen een paar mannen via Vluchtelingenwerk naar de IND belden om te horen wat de stand van zaken was, kregen ze te horen dat die verwachtte binnen negen maanden na de aanvraag antwoord te kunnen geven. Drie maanden erbij dus, zonder de aanvragers te informeren. Daar gaan we weer, dacht ik. Wéér een steeds langere wachttijd.

Ik was boos, maar ook nieuwsgierig hoe het toch kan dat IND steeds over zijn eigen inschattingen heen gaat? ‘Dat heeft allerlei oorzaken’, vertelde de persvoorlichter van de IND me telefonisch. Rustig, duidelijk en geduldig stond ze me te woord. ‘Toen er eind 2015 in heel korte tijd zo ontzettend veel asielzoekers naar Nederland kwamen, was het chaos. We moesten heel veel nieuwe mensen aannemen en opleiden en hadden geen idee hoe lang dat zou duren. We zijn er helemaal niet voor om schattingen te geven van wachttijden, want hoe moet je die berekenen in zo’n onoverzichtelijke situatie? Je stelt altijd mensen teleur. Maar de politiek dwong ons toch een schatting te geven. De schattingen die wij maken zijn altijd gebaseerd op gemiddelden en niet op een individuele aanvrager. De aanvraag van een goed gedocumenteerde Syriër is veel makkelijker en sneller te beoordelen dan die van een Eritreeër zonder officiële documenten. Daardoor kan het dus langer duren voordat we iemand antwoord kunnen geven.’

“Hoe moet ik aan mijn vrouw vertellen dat ik nog steeds niet weet wanneer ze naar mij toe mag komen?”, vroeg één van de Eritreeërs zich hardop af. “Ze gelooft me niet meer. Ze kan niet begrijpen dat het zo lang duurt, en denkt dat ik haar niet in Nederland wil hebben.” Zijn smalle gezicht leek nog meer ingevallen dan anders. “Ze wil zelf naar Europa gaan, met onze zoon die net een jaar is geworden. Zelf door de woestijn van Libië, en met een bootje naar Italië. Daar heeft ze het al heel lang over. Ze woont in Soedan, en dat is voor een Christelijke vrouw geen goede plaats. Ze kent weinig mensen. De politie valt haar soms lastig. Daarom blijft ze zoveel mogelijk thuis. Het huis, waar ze met andere Eritreeërs woont, is een gevangenis voor haar. Het is er warm, en er is geen elektriciteit, en dus geen ventilator. Mijn zoontje heeft vaak huiduitslag door die warmte. Voor een paar maanden is het misschien te doen daar, maar ze woont er nu al bijna twee jaar. Ik blijf maar zeggen dat ze niet op pad moet gaan, dat dat verschrikkelijk gevaarlijk is, al helemaal voor een vrouw en een baby. Nachtenlang praat ik met haar. Ze gelooft me niet. Nu hebben we een soort afspraak. Ik heb haar gevraagd deze drie extra maanden af te wachten en in Soedan te blijven. Geeft de IND dan nog geen antwoord, dan heeft ze mijn zegen om te doen wat ze wil. Gaan of blijven.”

Op de dag dat ook deze drie maanden verstreken zijn, belt de man weer naar IND. Via VVN, want zelf direct bellen kan niet. Ik kom bij hem thuis als hij daar net van terugkomt. “Niet goed nieuws.” Twaalf maanden is de schatting nu.

Illustratie: © Mahmoud Almasry

Waardeer dit artikel

Dit artikel lees je gratis. Vind je het artikel en onze inzet de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten blijken door een bijdrage. Zo help je onze journalisten en RFG Media.

Mijn gekozen bedrag: € -

Over de auteur

auteur

Over de auteur

Tanja te Beek

Ik wil de lezer graag kennis laten maken met vluchtelingen, ook al is het indirect, via verhalen. Als meer mensen vluchtelingen zien als mens, als individu, in plaats van als bedreigende massa, leidt dat zeker tot meer begrip en minder haat.
tanja_te_beek@hotmail.com

Naar profielpagina