Tussen hoop en hulpeloosheid
23 maart 2023
door Tawfeeq Mousa en
De redder filmt twee kleine meisjes die vastzitten onder het puin. De oudste zegt vernederd en gebroken: ‘Haal me hier weg en ik zal doen wat je wilt, ik zal werken als je dienstmeisje.’ Die woorden zijn genoeg om mij te verlammen.
Twee dagen waren verstreken sinds de ramp plaatsvond, en ik, en velen zoals ik, wachtte nog steeds op het nieuws dat de grensovergangen zouden worden geopend zodat humanitaire hulp en zwaar materieel naar Syrië konden worden gestuurd. Waarom bleef ik wachten en wat maakte mij zo hoopvol? Tenslotte zijn wij Syriërs sinds 2011 eraan gewend geraakt dat we in de steek worden gelaten. Plannen om de grenzen te sluiten voor vluchtelingen zijn een essentieel onderdeel geworden van verkiezingsprogramma’s. Foto’s van Syriërs in vluchtelingenkampen die vechten tegen kou, epidemieën en een stille dood zijn routinematig, saai en waardeloos geworden.
Misschien was mijn hoop het resultaat van de gevoelens van hulpeloosheid en zwakte die mijn hart domineerden. Of misschien was het een toestand van het afwijzen van de werkelijkheid en het ontkennen van de waarheid, en een poging om mijn wanhopige ziel te overtuigen. Wellicht wilde ik de internationale gemeenschap een laatste kans geven om haar mislukkingen en het verraad van de Syriërs, dat sinds 2011 voortduurt, te compenseren.
‘Waarom was ik er niet om samen met hen te sterven?’
Ik wilde niet alleen thuis blijven met al deze beelden en taferelen die het hart breken en de ziel verscheuren. Ik besloot naar kantoor te gaan. Een collega vroeg: ‘Hoe gaat het met je?’ Die simpele vraag raakte mij diep. Gevoelens van wrok en hulpeloosheid namen bezit van mij. Ik vroeg mijn collega, ‘Waar wacht de wereld op om in beweging te komen? Waarom zouden we voor de duizendste keer in de steek worden gelaten? Ik begon te snikken. Mijn tranen stroomden als een stortvloed en brandden op mijn wangen. Alsof ik gewacht had tot iemand mij deze vraag stelde. Mijn collega had helaas geen antwoord op mijn vragen. Ze luisterde naar me en omhelsde me. Ik vroeg haar: ‘Ben ik een verrader? Heb ik ze verraden toen ik ze alleen liet? Waarom was ik er niet om samen met hen te sterven?’ Ik kon niet meer stoppen met huilen en ging naar huis.
Belangen wegen zwaarder dan principes en idealen
Toen ik op de sociale media een bericht zag van een vriend over een hulpactie in Utrecht voor de slachtoffers van de aardbeving, aarzelde ik geen moment. Ik hoopte dat de inzameling mij de kans bood om het puin van onmacht uit mijn lichaam en geest te verwijderen.
Met ongeveer 30 vrijwilligers, Nederlands, Syrisch, Palestijns en Marokkaans, stonden we voor Utrecht Centraal en vroegen aan voorbijgangers of ze wilden doneren aan de slachtoffers van de aardbeving. Een man vroeg: ‘Waarom zou ik dat doen? Onze regering is rijk en we betalen belasting. Dit is toch de verantwoordelijkheid van de overheid?’
Ik was geschokt. De man herhaalde zijn vraag, maar ik moest hem het antwoord schuldig blijven. Ik zei: ‘Ik weet alleen dat het mijn verantwoordelijkheid is om hier te staan en donaties in te zamelen, dat is wat ík kan doen. In ieder geval bedankt en een fijne dag verder.’ De man liep verder. Twee minuten later kwam hij terug om zich te verontschuldigen: ‘Het spijt me. Ik ben boos op onze regering. U doet geweldig werk, maar de overheid moet in actie komen.’
Ik dacht na over wat de man zei. Ja, regeringen kunnen meer doen. Maar waarom zouden ze? Wat winnen regeringen door deze arme mensen te helpen die geen olie, gas of rijkdom bezitten? We leven in een tijd waarin belangen zwaarder wegen dan principes en idealen.
‘Hoe kun je normaal zijn in een abnormale werkelijkheid?’
Ik kreeg het erg koud. Een andere vrijwilliger keek me aan en zei: ‘Je trilt, je kunt beter naar huis gaan.’ Ik zweeg een tijdje en zei tegen mezelf dat de vrouw misschien gelijk had. Een paar seconden lang keerde het beeld van de twee meisjes die vastzaten onder het puin in mijn geheugen terug. De stemmen van de slachtoffers echoden tussen de muren van mijn hart. Ik verhief mijn innerlijke stem, op een berispende toon: ‘Schaam je je niet voor jezelf?’
‘Met mij gaat het goed,’ zei ik tegen mijn collega-vrijwilliger, ‘maar de slachtoffers van de aardbeving liggen koud onder het puin.’ Ik rende naar de wc, mijn blaas stond op ontploffen. De urine stroomde met een enorme stroom. Ik weet niet hoe het beeld van een bijeenkomst van de Verenigde Naties, met alle leiders en presidenten die bijeen waren, in mijn hoofd kroop. Ik stelde me voor dat ik ze met mijn urine overgoot, met al mijn verontwaardiging en boosheid. Het gehuil van kinderen, het gejammer van moeders en de hulpeloosheid van mannen onder het puin zorgden ervoor dat ik meer moest plassen. Voor het eerst in mijn leven wenste ik dat mijn urine niet zou stopen. Waarom openen jullie de grensovergangen niet, idioten? Waarom sturen jullie geen hulp? Waarom staan jullie erop ons teleur te stellen? Ik hoorde mijn hart kloppen van haat en mijn adem blies vlammen van woede uit mijn borst.
Toen ik klaar was, vroeg ik me af, wat is dit? Waarom denk ik op deze manier? Op dat moment hoorde ik de stem van de dichter Mahmoud Darwish in mijn oor fluisteren: ‘Hoe kun je normaal zijn in een abnormale werkelijkheid?’
Surrealistisch moment
In een andere video roept een man genaamd Hamdo van onder het puin: ‘Ik wil water, haal me hier weg.’ Hij voegt eraan toe, nadat hij de stemmen hoort van de mensen om hem heen, die zich verzamelden om hem te redden: ‘Ik wil een kopje thee met suiker.’
Ondanks de tragiek van deze scène kon ik mijn lach niet onderdrukken. Wat is dit vermogen om aan het leven vast te houden? Wat brengt Hamdo, die vastzit onder het puin, ertoe om een kopje thee met suiker te vragen? Wil hij genieten van een surrealistisch moment nadat hij weer tot leven is gewekt? Was hij aan het ijlen? Of voelde hij zich de overwinnaar van iedereen die hem in de steek liet? Darwish antwoordt me opnieuw: ‘We houden van het leven als we er een manier voor kunnen vinden.
‘Ik bleef niet hulpeloos wachten’
In Deventer sta ik samen met tientallen vrijwilligers met verschillende achtergronden, waaronder mijn Nederlandse vriendin Iris, tussen stapels kleding, luiers en babyvoeding die we selecteren en inpakken voor transport naar het rampgebied. We vormen samen één kloppend hart, werken op een georganiseerde manier en in een steeds hoger tempo. Ik stop eventjes, kijk naar de mensen om mij heen en vraag me af of we het stadium van wanhoop en teleurstelling zijn gepasseerd. Zijn we tot het realistische besef gekomen dat we onze wonden met onze eigen handen moeten hechten? Trots en vastberadenheid maken zich van mij meester. Het is alsof de restanten van hulpeloosheid worden weggeblazen.
De campagneleider stuurt een bericht: ‘We hebben in vier dagen tijd 20.000 euro kunnen ophalen.’ Het geluk stroomt mijn hart binnen alsof ik een date met haar heb. Ja, ik heb iets gedaan. Ik bleef niet hulpeloos wachten bij de halte van wanhoop.
In de auto, op de terugweg uit Deventer, vraag ik Iris wat haar drijft om dit allemaal te doen. ‘Omdat ik van mensen hou.’ Ik geef geen commentaar. Ik wil genieten van de schoonheid van haar antwoord.
Foto bovenaan: Tawfeeq Mousa. Dit artikel verscheen eerder bij NieuwWij
Over de auteur
Over de auteur
Tawfeeq Mousa
Tawfeeq Mousa (1985) is Palestijns en opgegroeid in Syrië, waar hij Media en Journalistiek studeerde. Hij liep stage bij Omroep West en werkte als redacteur bij Net in Nederland (NTR). Op dit moment is hij camjo en contentmaker bij JOGG, een bedrijf dat gemeenten, bedrijven en organisaties helpt om de leefomgeving van kinderen en jongeren gezonder te maken.