‘Schrijven is mijn thuisland’
10 mei 2021
door Somer Al-Abdallah en
Firoozeh Farjadnia werd in 1970 geboren in de stad Kermanshah, in het westen van Iran. Ze groeide er op en droomde er van een toekomst als schrijfster. In Nederland maakte ze haar droom waar.
Haar vroege herinneringen houden verband met protesten tegen de sjah, die uiteindelijk zouden leiden tot zijn omverwerping in 1979. Ze was toen negen jaar oud. ‘In mijn familie was iedereen actief in de oppositiebeweging. Als kind woonde ik discussies bij voor volwassenen. Kreten als “vrijheid, democratie en revolutie”waren voor mij als kind niet vreemd.’
Politiek was in die tijd dagelijks brood voor de Iraniërs. ‘Mijn familie legde me uit waarom kinderen op straat zwaar werk verrichtten, terwijl het hun natuurlijke recht was om naar school te gaan, en naar de speeltuin. De sjah is degene die wil dat kinderen wegblijven van hun natuurlijke rechten, zo leerde ik.’
Firoozeh voelde destijds dat ze ook verantwoordelijk was voor het geluk van deze kinderen en wilde daar iets aan doen. Op school schreef ze teksten over hen. Daardoor kreeg ze straf en moesten haar ouders vaak op school komen. Ook ging ze met haar tante mee om de verboden kranten van de oppositie in de straten van Kermanshah te verspreiden. Al jong ontdekte Firoozeh dat ze schrijfster wilde worden. Ze begon met schrijven toen ze tien was en publiceerde op jonge leeftijd artikelen in de jongerenkranten van oppositiepartijen. ‘Dat zorgde ervoor dat mijn droom uitgroeide tot een vruchtbare boom.’
Vluchteling in eigen land
Na het vertrek van de sjah in 1979 hadden Iraniërs hoge verwachtingen van een leven in een democratie. In 1981 sloegen die verwachtingen om. De religieuze leider Khomeini slaagde erin de macht te grijpen en al zijn linkse en democratische bondgenoten van zich te vervreemden. Hij vervolgde zijn tegenstanders en beschuldigde hen van afvalligheid van de islam. Oppositiekranten werden verboden, en in plaats van de hoop op een mooie toekomst, kregen angst en ongerustheid de overhand in Iran.
Ondertussen was ook de oorlog tussen Iran en Irak begonnen. Tijdens de acht oorlogsjaren (1980-1988) werd een groot deel van Kermanshah verwoest. Firoozeh vluchtte met haar familie naar Arak, een stad in de buurt van Teheran. Daar had ze voor het eerst in haar leven het gevoel een vluchteling te zijn. ‘Je kunt ook een vluchteling zijn in je eigen land’, legt ze uit. Ze was zestien jaar, voelde zich een vreemdeling, kende niemand en had geen vrienden.
Islamitische censuur
Ze bleef schrijven, maar moest haar woorden voorzichtig kiezen. De islamitische censuur was nooit ver weg. Na de middelbare school wilde Firoozeh aan de Filmacademie een opleiding volgen tot scenarioschrijver, maar haar ouders gaven haar geen toestemming. Ze vreesden dat Firoozeh zich kritisch zou uitlaten over het regime en zo in de problemen zou komen. Ook een studie Perzische literatuur vonden haar ouders te riskant. Firoozeh: ’Zo verloor ik niet alleen mijn stad en mijn huis, maar ook mijn droom om literatuur te beoefenen. Dat versterkte mijn gevoel een vluchteling te zijn.’
Nederland
In 1995 vluchtte Firoozeh uit Iran. Na een lange en gevaarlijke reis arriveerde ze midden in de nacht in Nederland. Ze was blij om weg te zijn uit ‘de grote gevangenis’ die Iran voor haar was, maar van Nederland wist ze niets. ‘Ik was moe, hongerig en bang. Ik had geen verblijfadres en kende hier niemand.’
In Nederland werd haar droom om schrijver te worden nieuw leven ingeblazen. In het asielzoekerscentrum waar ze terechtkwam begon ze met het leren van de taal. ‘We mochten niet naar de taalschool, maar er was een vrijwilliger die vluchtelingen hielp. Hij bracht me een boek van Kader Abdolah en zei: ‘Kijk, deze man komt ook uit jouw land. Hij is een succesvol schrijver in Nederland, dat kan jij ook.’ Bij elke zin die ik in dit boek las, raadpleegde ik het woordenboek om de betekenis van de woorden te achterhalen. Zo leerde ik Nederlands.’
Eerste roman
In Amsterdam wilde Firoozeh alsnog de Filmacademie doen, maar een van de voorwaarden was dat je foutloos een tekst kon schrijven in de Nederlandse taal. ‘Dat was erg frustrerend, want daarvoor was mijn taalniveau niet goed genoeg.’ Ze koos voor bouwkunde, een studie waarvoor Nederlandse taalbeheersing minder belangrijk is.
Na tien jaar als bouwkundige te hebben gewerkt, besloot ze zich weer aan het schrijven te wijden. Met succes. In 2014 verscheen haar eerste roman, Postvogel. ‘Het schrijven in een taal die niet mijn moedertaal is, maakte me soms onzeker. Ik heb het gevoel dat het daardoor niet helemaal de roman is geworden die ik in gedachte had. Ik durfde ook niet altijd te schrijven wat ik wilde. Na al die jaren in Nederland droeg ik de angst voor de Iraanse censuur nog steeds in mij. Toch was ik blij dat ik mijn eerste boek in handen had. In het begin kon ik het nauwelijks geloven.’
Schrijven in het Perzisch
Haar tweede roman schreef ze in het Perzisch en werd ook in die taal gepubliceerd. ‘Het schrijven in het Perzisch ging veel makkelijker. Ik voelde dat ik dichter bij mezelf bleef en beter kon uitdrukken wat ik in mijn hoofd had. Ik oefende minder censuur over mezelf uit dan in het eerste boek.’
Bovendien begon Firoozeh columns te schrijven die ze onder meer publiceerde bij RFG Magazine en OneWorld. Daarnaast schrijft ze korte verhalen en werkt ze nu aan haar derde boek. In de toekomst wil ze groeien als schrijver ‘die iets te vertellen heeft’. ‘Als ik schrijf, voel ik me thuis. Sinds ik mijn thuisland verloor, is schrijven mijn thuisland.’
Foto: Negin Zendegani
Over de auteur
Over de auteur
Somer Al-Abdallah
Somer Al-Abdallah (1984, Syrië) werkte in Syrië en Turkije als journalist en onderzoeker. In Nederland schrijft hij voor RFG magazine, Majalla.nl en het Friesch Dagblad en publiceerde hij meerdere artikelen in De Volkskrant. Van mei tot en met juli 2018 liep hij stage bij De Volkskrant. Sindsdien is hij als freelancer verbonden aan die krant en is NTR zijn vaste opdrachtgever. ‘Ik ben geïnteresseerd in onderwerpen als integratie, de situatie in het Midden-Oosten, religie, politiek en hoe de mensen denken en de verschillen (en overeenkomsten) tussen hen.’