Rijtjeshuis in Nederland, gevangen in Eritrea
19 april 2018
door Tanja te Beek en
In mijn boek Wachtkamer Havenstraat vertel ik wat er allemaal gebeurde in de noodopvang voor asielzoekers in de Havenstraat, waar ik als vrijwilliger werkte. De noodopvang sloot anderhalf jaar geleden, maar met een aantal mannen die er woonden heb ik nog veel contact. Ik vind het bijzonder om mee te maken dat ze steeds weer een andere fase van hun Nederlandse leven ingaan.
Als ik bij Mekonen op bezoek ben, valt mijn oog op een brief die op zijn bed ligt. ‘Volgens mij heb je goed nieuws’, zeg ik terwijl hij thee inschenkt. ‘Oh ja?’, houdt hij zich van de domme. Ik wijs naar de brief. ‘Ja, ik krijg een huis! Goed hè? Ik wilde het je vertellen terwijl we thee drinken, maar je hebt het al gezien. ‘Via Google Maps nemen we vast een digitaal kijkje bij het toekomstige huis van Mekonen. Een rijtjeshuis, zien we, met een voortuintje. Voor zover we het korrelige beeld kunnen ontcijferen, ziet het er prima uit.
Het goede nieuws zorgt ervoor dat Mekonen even zijn gedachten kan verzetten. Even kan hij denken aan iets anders dan de gevaarlijke tocht die zijn vrouw en dochter op dit moment maken om Eritrea uit te komen. Taalmaatje Roos gaat een week later met Mekonen mee om zijn nieuwe huis live te bewonderen.
Ze belt me enthousiast op: ‘Hij heeft drie slaapkamers, een flinke tuin, en de winkels en een basisschool zijn vlakbij!’. Ik wacht op de ‘maar’, maar die komt niet. Het is gewoon een goed huis. Ze hebben kennis gemaakt met de huidige bewoonster, een vrouw die er 52 jaar heeft gewoond en nu naar een bejaardenhuis gaat. Ze vraagt of Mekonen de vloerbedekking, de gordijnen, en een paar lampen wil overnemen. Natuurlijk wil hij dat! Als dank geeft hij haar een krukje dat hij in de metaalwerkplaats heeft gemaakt.
Exact een jaar nadat Mekonen in AZC Nijmegen kwam wonen, geeft hij er zijn afscheidsfeestje. Hij is blij dat hij weg kan. Zeker, hij heeft er vrienden gemaakt, maar die zijn allemaal al weg, naar een eigen huis. Hij heeft er stress gehad omdat hij zo ontzettend lang op zijn verblijfsvergunning moest wachten. Hij heeft last gehad van het lawaai van kamer- of ganggenoten. Mekonen, die net als de meeste Eritreeërs die pas in Nederland kennis maakte met internet, regelt via Facebook allerlei gratis of goedkope meubels. Hij praat of schrijft in het Nederlands met de mensen die de spullen aanbieden. Ik ben zo trots als ik dat zie! Mekonen komt er wel.
Hij schildert de slaapkamers en zet tomatenplanten in zijn tuin. ‘Ik ben boer!’, lacht hij. Samen met Roos nodigt hij zijn buren uit voor een kennismakingsetentje. Oude mensen zijn het. Ze kunnen niet allemaal goed tegen de berbere (kruidenmengsel op basis van rode peper) in het eten, maar het is een gezellige avond. Aan het einde speelt Mekonen krar en zingt hij voor ze. De buren vinden het prachtig.
Een week later. Mekonen appt: ‘Ik ben heel verdrietig. Mijn vrouw en dochter in prima.’ Daar begrijp ik niets van. Als ik nog eens lees, zie ik dat er geen prima staat, maar prisma, en ik snap wat er is gebeurd. Zijn vrouw en dochter zijn gepakt bij hun poging het land te ontvluchten en zitten in de gevangenis. ‘Prison’ dus, maar om één of andere reden zeggen de Eritreeërs ‘prism’. Daar maakt de spellingscontrole op de telefoon ‘prisma’ van. En ik, in mijn haast om van mijn werk naar huis te gaan, las ‘prima’. Nee toch! Zij ook al! Van een andere Havenstrater zijn de zoontjes een paar maanden eerder gepakt bij hun poging het land te verlaten. Toen oma, die al jaren voor de jongens zorgt, ze kwam ophalen uit de politiecel, werd zij zelf óók vastgezet. Pas na een paar weken kwamen ze vrij.
De weken erna is Mekonen alleen maar bezig met zijn vrouw en dochter. Hij belt zijn broer, die niet ver van de gevangenis woont. Die mag zelfs geen kleren afgeven voor Mekonens dochtertje. Hoe moet hij ze vrij krijgen? Dat is in Eritrea een kwestie van geld. Intussen worden Mekonens vrouw en dochter overgeplaatst naar een andere stad, naar een veel slechtere gevangenis. ‘Die is overvol.’, vertelt Mekonen somber, als we, zoals bijna elke dag, ’s avonds bellen. ’Die gevangenis is de ergste van het land. Iedereen weet dat.’ ‘Zijn daar niet genoeg bedden voor alle mensen?’, vraag ik bezorgd. ‘Bédden?! In een gevángenis?!’, roept Mekonen.
Alle namen zijn verzonnen.
Illustratie: Mahmoud Almasry
Wachtkamer Havenstraat – Tanja te Beek
Over de auteur
Over de auteur
Tanja te Beek
Ik wil de lezer graag kennis laten maken met vluchtelingen, ook al is het indirect, via verhalen. Als meer mensen vluchtelingen zien als mens, als individu, in plaats van als bedreigende massa, leidt dat zeker tot meer begrip en minder haat.
tanja_te_beek@hotmail.com