‘In Nederland staat alles open voor discussie’
10 december 2020
door Hazem Darwiesh en
Somer Al-Abdallah (1984) groeide op in Syrië onder een dictatoriaal, repressief regime en in een linkse omgeving, waar politiek in besloten ruimtes fluisterend werd besproken. Zo ontstonden zijn bewustwording van de politiek en zijn interesse in existentiële vragen.
‘Tijdens mijn jeugd hoorde ik dat mijn vader een grote bibliotheek had gehad met veel antiregimeboeken, waarvan hij in de jaren tachtig een groot deel verbrandde uit angst voor een arrestatie’, vertelt Somer. ‘Ook wist ik van mijn ouders dat het levensgevaarlijk was om over politiek te praten. Verboden! Ik begon na te denken over de aard van deze onderdrukte samenleving, en over de oorzaken van al die angst en waar die vandaan komt.’
Politiek als uitlaatklep
Met het aanbreken van het nieuwe millennium en de opkomst van Bashar AlAssad, die in 2000 tot president werd gekozen, begon Somer politiek actief te worden. Hij studeerde inmiddels bedrijfskunde aan de Universiteit van Aleppo. ‘Het was een korte periode van openheid. Er werden culturele en politieke fora geopend en politieke gevangenen werden vrijgelaten. Op hun gezichten vond ik antwoorden op alle vragen die ik had gesteld over de onderdrukking en angst in de Syrische samenleving. In 2003 ging ik met mijn medestudenten dagelijks op het universiteitsplein demonstreren tegen de Amerikaanse invasie in Irak, maar we organiseerden ook debatten tussen voor- en tegenstanders van het regime en nodigden voormalig politiek gevangenen uit om te spreken over de toekomst van het land. Deze demonstraties en activiteiten vormden mijn eerste echte uitlaatklep.’
Schrijven
Zijn verlangen om te spreken, meningen te uiten en te schrijven werd steeds sterker. Somer was destijds niet van plan een loopbaan op te bouwen in de journalistiek, het schrijven was een doel op zich. ‘Ik schreef in lokale kranten en op opiniesites. Als ik me tegen het regime keerde, gebruikte ik een pseudoniem. Ik had een politieke obsessie, een passie voor schrijven en een verlangen naar verandering.’
De Syrische revolutie
Het uitbreken van de Syrische revolutie in maart 2011 was voor Somer een historisch moment. Het systeem dat alle media in het land controleerde stortte in, evenals de veiligheidsdienst waarmee Assad burgers controleerde. Het was een adempauze, zegt Somer. ‘Voordat de opstand Aleppo bereikte, ging ik in andere steden de straat op om te demonstreren. Daarna begon ik in Aleppo samen met collega’s een tijdschrift. Daarnaast schreef ik voor verschillende andere websites opinieartikelen en nieuwsberichten over de bombardementen, arrestaties en demonstraties. Voor het eerst in mijn leven was ik vrij. Elk woord dat ik schreef was een daad van verzet tegen het regime met zijn misdaden en jarenlange angstzaaierij.’
Als vluchteling naar Turkije
Omdat de onderdrukking door het regime steeds erger werd, moest Somer vluchten naar gebieden in de stad die onder controle stonden van de verschillende oppositiepartijen. Later, in 2013, wonnen de extremistische Islamitische groeperingen ook in deze gebieden aan invloed, en begon hij dreigementen te ontvangen. Dit keer vluchtte hij naar Turkije. ‘Ik was nooit van plan om uit Syrië weg te gaan. Maar mijn leven was in gevaar. In Turkije had ik meer vrijheid en kon ik als onderzoeker, redacteur en schrijver voor ondergrondse Syrische media werken. Totdat oppositiejournalisten in Turkije steeds vaker werden vermoord, en het ook daar niet langer veilig was.’
Teleurgesteld in Syrische ontwikkelingen
In 2015 kwam Somer in Nederland. Hij is teleurgesteld over de ontwikkelingen in Syrië, over de corruptie van de oppositie en over het feit dat de journalistiek geen echt verschil kan maken, zegt hij. ‘Ik voel me vanbinnen meer schrijver dan journalist. Het mooiste wat ik in de journalistiek kan bereiken is columns en opinies publiceren. Dat heb ik hier vanaf het begin gedaan, eerst in Het Friesch Dagblad en daarna in de Volkskrant. Daar ben ik erg trots op.’
Sfeer van vertrouwen
In 2018 ging hij op zoek naar andere journalistieke mogelijkheden. Hij liep drie maanden stage bij de Volkskrant. ‘Op mijn eerste dag was ik verrast dat journalisten hier in open kantoren samenwerken. Alles staat open voor discussie. Er hing een sfeer van vertrouwen, die mij vreemd was. In Syrië werkte ik alleen voor ondergrondse kranten. Ik was tijdens mijn stage steeds bang om iets fout te doen of zeggen. Ik voelde me net een klein kind dat leert lopen.’
Somers kritiek op Nederlandse krantenredacties
Hij leerde veel en schreef mooie onderzoeksartikelen. Maar Somer heeft ook kritiek op de krant. ‘Ik had tijd nodig om te wennen aan de manier van werken op een Nederlandse krantenredactie, maar die kreeg ik eigenlijk niet. Iedereen was druk met het halen van deadlines. Soms lijkt het alsof Nederlanders geen verlangen hebben om een vreemde kleur te gebruiken. Als ik kijk naar Syrische collega’s die in andere Europese landen werken, vind ik dat Nederland zuinig is in het bieden van echte kansen, en dat dit land weinig interesse in ons heeft.’
Inmiddels werkt Somer al meer dan een jaar als redacteur voor de website Net in Nederland van de NTR. Ook daarover heeft hij dubbele gevoelens. ‘Bij de NTR kon ik mijn eigen ruimte creëren en kreeg ik veel vrijheid. Ik heb nieuwe ervaringen opgedaan en veel geleerd. Maar er is geen werkzekerheid in deze sector, vooral niet voor nieuwkomers.’
‘Heimwee naar de oude Somer’
Om deze redenen is het leven in Nederland voor Somer ‘een voortdurende uitdaging’. Het is moeilijk om te kunnen rondkomen van journalistieke werkzaamheden, wat het lastig maakt om vooruit te kijken. Dit jaar begon hij een nieuwe deeltijdbaan als journalistencoach bij RFG Magazine. Daarnaast werkt hij nog voor de NTR. Hij hoopt vooral dat hij zich in Nederland ooit thuis zal gaan voelen. ‘Ik heb heimwee naar de oude Somer, die energiek, actief en dromerig was. Zal ik mijn thuis en mijzelf in Nederland gaan vinden? Dat kan ik nu niet zeggen. Maar ik blijf ernaar op zoek.
Foto door Negin Zendegani
Dit interview is afkomstig uit het Handboek Journalistieke Inburgering.