‘Het voelde als thuiskomen’
22 september 2023
door Antonije Nino Zalica en
25 jaar lang was Stichting ONfile een thuishaven voor gevluchte mediamakers. Begin dit jaar werd de stichting ontbonden. Schrijver en documentairemaker Antonije Nino Žalica interviewde zes mensen die in de loop der jaren betrokken waren bij ONfile, als bestuurder, medewerker of lid. De interviews werden gepubliceerd in het boekje ‘Het voelde als thuiskomen’ – Een terugblik op 25 jaar ONfile. De komende tijd publiceren we de gesprekken ook bij RFG. In deze tweede aflevering: journalist en dichter Sergej Kreso.
“Ik kom uit Bosnië, of Joegoslavië zoals het land vroeger heette. In Sarajevo heb ik journalistiek aan de Faculteit voor Politieke Wetenschappen gestudeerd. Niet dat ik van plan was ooit journalist te zijn. Ik wilde schrijver worden. Al mijn favoriete schrijvers waren journalisten: Gabriel Garcia Márquez, Albert Camus, Hemingway… In die tijd was de studie journalistiek heel creatief, je werd zogezegd gedwongen om veel te schrijven. Dus ik ging naar de opleiding, niet met het idee om een nieuwsjager te worden die de harde actualiteit op de voet volgde, maar om te leren schrijven.
Toch kwam ik na mijn studie in de journalistiek terecht en heb ik, toen de oorlog uitbrak, een tijd als oorlogsverslaggever gewerkt. Dat was absoluut niet mijn idee van wat ik in de journalistiek wilde gaan doen. Maar het leven kan je soms in een richting duwen die jijzelf niet zou kiezen of die je niet aan zag komen.
Arbeidsbureau
Mijn eerste contact met ONfile overlapt met mijn eerste herinneringen aan het Arbeidsbureau. Toen ik mijn verblijfsvergunning kreeg moest ik me daar aanmelden. Er werkte een vrouw, wier naam ik niet meer weet, en die vroeg me naar mijn opleiding en werkervaring. Nadat ze mijn diploma’s had bekeken en mijn verhaal had aangehoord, vroeg ze wat ik dan graag in Nederland zou willen doen. Hoewel dat nu als een grapje klinkt, heb ik geantwoord: Graag iets met mijn handen. Zouden ze me tot timmerman kunnen omscholen? In mijn naïeve beeld van het beroep van timmerman was dat iemand die op zijn werk komt, een opdracht krijgt om een tafel of het dak van een garage te maken en daarna met rust gelaten wordt. Ik wilde absoluut niet praten, ik wilde absoluut niet schrijven, ik wilde geen verhalen vertellen.
Ik heb op dat moment echt gezegd: ‘Als jullie mij kunnen omscholen tot timmerman, zou ik dat schitterend vinden.’ De vrouw van het Arbeidsbureau reageerde ontsteld. Ze vond het heel jammer dat iemand zijn opleiding en werkervaring op die manier min of meer weggooide. Ik zei: ‘Alsjeblieft, ik heb echt geen zin meer om in de journalistiek te werken.’ Echt, ik was de oorlogsverslaggeving zat en de journalistiek die wij in die jaren kenden. Maar zij was koppig en vastberaden. ‘Ik kan u dat niet aandoen! Alsjeblieft, geef me een maand de vrije hand, geef mij de ruimte om te zien wat ik voor u kan doen.’ Zij heeft me uiteindelijk in contact gebracht met ONfile.
School voor de Journalistiek
Via haar kreeg ik ook de kans om aan de School voor de Journalistiek een cursus te volgen voor buitenlandse verslaggevers. Een heel intensieve cursus Nederlands, Nederlandse geschiedenis en lessen over het Nederlandse politieke stelsel. Een pakket waarmee je aan de slag zou kunnen gaan. Uit die tijd ken ik ook de eerste leden van ONfile. Onderdeel van die cursus was ook een stage bij een mediabedrijf in Nederland. Omdat ik in Limburg woonde, hebben ze voor mij een stage geregeld bij de regionale omroep, L1 in Maastricht. De journalisten daar waren ontzettend vriendelijk, misschien ook omdat in die tijd de oorlog in Bosnië nog in volle gang was. Ze waren nieuwsgierig naar de achtergronden van de oorlog en naar mijn mening daarover. Ik werd warm ontvangen.
Toen ik in Limburg in contact kwam met Nederlandse journalisten, en ook contact had met leden van ONfile, dus met gevluchte schrijvers en journalisten, besefte ik voor het eerst hoe belangrijk mijn vak, de journalistiek, voor mij was. De contacten met Nederlandse journalisten deden me denken aan de contacten met collega’s van vroeger in Bosnië of in de rest van voormalig Joegoslavië. Opeens zag ik hoe die mensen van nu leken op die van vroeger. Bij ONfile had ik hetzelfde gevoel. Een gevoel dat je tussen mensen zit die je kent, met wie je je verbonden voelt, ook al heb je ze net leren kennen. Dat gevoel heb ik nog altijd als ik aan ONfile denk, of als ik over ONfile praat. Dat werd versterkt door het fijne kantoortje dat ONfile had, dichtbij het centraal station van Amsterdam. Als ik uit Limburg, waar ik nog steeds woon, naar Utrecht of naar Amsterdam moest komen, was het vanzelfsprekend dat ik even langs ONfile zou gaan, zelfs als ik geen echte reden had. Gewoon om even te kijken: Hoe is het, wat gebeurt daar, om mensen te ontmoeten… Het voelde altijd als thuiskomen.
Op een redactie mag je niet te veel afwijken
Er werd bij L1 niet van mij verwacht dat ik het echte journalistieke werk ging verrichten, althans niet in die eerste dagen. Ik heb vooral meegelopen en gekeken hoe ze werkten. Tot op een dag, toen ik alleen op de redactie was omdat de rest op pad was, de chef van de actualiteitenredactie naar me toe kwam en zei: ‘Weet je, er is een bijeenkomst over veiligheid op een middelbare school in Heerlen en ik heb niemand om erheen te sturen. Zou jij de magnetofoon kunnen pakken en gaan? Als je een radioitem van twee minuten kan maken, zou het prima zijn. Als het niet lukt, geen ramp. Probeer maar.’
Ik wist hoe je zo’n item moest maken. Een paar mensen interviewen, enkele goeie vragen stellen, tien minuten materiaal opnemen en als je terug bent ga je van die tien minuten een montage van twee minuten maken, een tekst voor de presentator schrijven en that’s it. Zo heb ik het gedaan. Ze moesten de tekst nog redigeren natuurlijk, maar dat item ging in het programma. Toen ik de volgende dag naar de redactie kwam stond de bandrecorder op mijn bureau met de volgende opdracht. Zo ben ik begonnen.
Toch ben ik snel tot conclusie gekomen dat ik waarschijnlijk nooit een goeie Nederlandse journalist zou worden. Op een redactie mag je als journalist niet te veel afwijken, je bent een schroef in een groter mechanisme. Maar zoals ik al eerder zei, het leven kan je soms een kant op duwen die je niet had verwacht. Op een dag kwam ik op de gang van L1 Hans op de Coul tegen, die redacteur van de cultuur- en kunstredactie was. Hij zei: ‘Ik heb naar jouw interviews geluisterd en het viel me op dat mensen bij jou heel open zijn. Ik weet niet waar dat vandaan komt. Misschien omdat zij aan jouw taal merken dat je buitenlander bent en daarom proberen zo duidelijk mogelijk te zijn, maar dat doet er niet toe. Ik heb een voorstel voor je: zou jij voor ons een serie met straatinterviews willen maken?’
Sergej’s minuut
Blijkbaar hadden ze zoiets in Limburg al eerder meerdere keren geprobeerd, maar leverde dat nooit een echt goed journalistiek resultaat op. Limburgers zijn een heel aardig en sociaal volk en zonder moeite bereid om met jou op straat te praten, maar ze zeggen niet zo veel. Zo’n gesprek kan heel gezellig, maar niet echt diep worden. Ik vond het een geweldige uitdaging. Elke dag trok ik met de magnetofoon door de straten van verschillende steden in Limburg om met mensen te praten. Over alles. Over de Limburgse identiteit, over verschillen tussen Limburg en de rest van het land, ‘boven de grote rivieren’ zoals ze dat in Limburg zeggen, over Maxima die toen als vriendin van prins Willem-Alexander werd ontdekt, maar ook over politieke en maatschappelijke kwesties die op dat moment actueel waren. Dat werd een vaste rubriek, die eerst twee keer per week werd uitgezonden, op dinsdag en donderdag als ik me niet vergis, maar uiteindelijk elke werkdag. Het werd Sergej’s Minuut genoemd. De regionale krant De Limburger schreef over Sergej, de ‘nieuwe Limburger’ die mensen op straat interviewt.
Los van dat kleine, regionale succes heeft deze serie mij een inzicht gegeven dat ik op mijn manier kan werken, dat ik mijn eigen stijl kan ontwikkelen en dat dat waarschijnlijk de richting is die ik in mijn carrière moet inslaan. Uit die aanpak van Sergej die zich laat verbazen door de wereld om hem heen, en die met de blik van een buitenstaander de vragen over die wereld stelt, heb ik verder mijn eigen stijl ontwikkeld. Bij L1 heb ik daarna meerdere journalistieke items en series gemaakt en later ook documentairefilms die hier op inspelen. Zo is ook de documentaire ‘Vraem luuj die plat kalle’, dat is Limburgs voor vreemdelingen die Limburgs spreken, ontstaan. Die won in 2013 de ‘Prix Circom’ voor de beste documentaire over minderheden op een festival in Santiago de Compostela.
Jazz
Bij L1 waren ze gewend om na acht uur ’s avonds de programmering over te nemen van landelijke radiozenders. Tot er werd besloten om 24/7 te gaan draaien. Ze stuurden aan alle journalisten een mail met de vraag of ze ideeën voor radioprogramma’s hadden. Ik was altijd al een groot jazzliefhebber. Mijn vader was trompettist en ik ben opgegroeid met de platen van Louis Armstrong en Charlie Parker. In de wetenschap dat Maastricht een jazzconservatorium had, dat meerdere theaters en concertzalen in Limburg regelmatig jazz op het programma hadden staan, heb ik een voorstel voor een jazzprogramma ingediend. Enkele dagen later belde de hoofdredacteur mij en zei: ‘Proficiat, je krijgt het jazzprogramma, elke zondag van acht tot tien ‘s avonds. Er is wel één voorwaarde: jij moet dat programma zelf presenteren.’ Ik wist niet wat ik moest zeggen. Een radioprogramma twee uur live presenteren is moordend, zelfs in je moedertaal. Maar nu nog in het Nederlands, dat ik net een beetje fatsoenlijk begon te spreken…. Het was een duivelsaanbod dat ik niet kon weigeren. ‘Groovetime’ heb ik ongeveer twee jaar gepresenteerd. Het heeft me geholpen om mijn Nederlands verder te ontwikkelen, maar ook mijn zelfvertrouwen versterkt. In die twee jaar heb ik zo veel lol als journalist en jazzliefhebber gehad. Nog maar zes, zeven jaar eerder zat ik in de oorlogshel van Bosnië als oorlogsjournalist verslag te doen en nu maakte ik opeens een radioprogramma over jazz… dat was een vorm van therapie die ik zelf nooit had kunnen bedenken.
Documentairemaker
Ik kreeg bij L1 veel ruimte om te doen wat ik wilde. Dat waren naast het jazzprogramma ook rubrieken en series, die richting het documentairegenre gingen. Ik had alleen niet altijd genoeg tijd om ideeën echt diep uit te werken. Eén van de radiodocumentaires ging over een straatmuzikant uit Roermond die elk weekend op straat stond te spelen. Wat ik opvallend vond was zijn manier van spelen, of beter gezegd, van werken. Hij was niet een van die straatmuzikanten die met een gitaar liedjes van Bob Dylan speelde. Hij speelde stukken van Bach en Beethoven. En niet zo maar. Hij kwam op straat zoals een man naar zijn werk komt. Met een rugzak, met een stoel, met statief en muziekpartituren. Dan trok hij zijn handschoenen uit en warmde zijn armen op, dan ook zijn fluit… hij nam een paar slokjes thee en begon te spelen. Hij speelde Mendelssohn, Händel, allemaal klassieke stukken.
Ik zag iemand die zijn werk deed. Niet iemand die daar een beetje voor zijn hobby of voor de lol speelde. Ik raakte met hem in gesprek. Hij bleek Faruk Karabegović te zijn, en hij was de eerste fluitist van het Symfonieorkest van Sarajevo geweest. Hij ontvluchtte de oorlogswaanzin van Sarajevo en kwam in een vluchtelingenkamp met honderden andere vluchtelingen terecht. Hij moest oefenen en spelen. Maar ergens op een kamertje in azc spelen was ondenkbaar. Andere bewoners van het azc hadden geen zin in een muzikale buurman die Mozart speelde. Op een zeker moment kreeg hij een tip van een maatschappelijk werker. Hij vroeg hem: ‘Waarom speel je niet op straat? Daar mag je spelen hoeveel je wil. En misschien verdien je ook nog wat!’
Zo begon hij. Ik vond het echt ontroerend, zo menselijk, zo kwetsbaar en tegelijk zo krachtig. Ik zag iemand wiens leven in stukken gebroken was. Maar ook iemand die die stukken opraapt en doorgaat met zijn leven. Dat verhaal paste niet in drie tot vijf minuten, het format van een radioitem. Toen ik van ONfile een mail kreeg waarin de leden werden uitgenodigd om ideeën voor eigen projecten in te sturen, moest ik meteen aan het verhaal over de straatmuzikant denken.
Ik heb op een A4’tje het idee voor een documentaire opgeschreven en naar ONfile gestuurd. Tot mijn vreugde kreeg ik een mail terug waarin ze me lieten weten dat ze mijn filmproject wilden ondersteunen en vroegen wat ik nodig had om de film te maken. Ik meende dat vier draaidagen het minimum waren en dan moest ik nog iemand hebben die mij kon helpen om de montage te doen. ONfile bracht mij in contact met Wesam Kareem, die mij ging helpen als cameraman en editor. We hebben vier dagen met de straatmuzikant gedraaid en in één of misschien anderhalf maand hebben we de film ge-edit. Op een gegeven moment was het klaar. ‘Symfonie voor een Straatmuzikant’. Mijn eerste korte documentaire, 25 minuten lang. Wij hebben de film vertoond op één van de bijeenkomsten van ONfile, waar ik van Rada Šešić, die als programmeur voor meerdere filmfestivals werkte, hoorde dat ze het een mooi korte documentaire vond en dat ik die zeker naar filmfestivals zou moeten sturen. Dat heb ik gedaan. ‘Symfonie voor een Straatmuzikant’ werd door vijf of zes internationale filmfestivals geselecteerd en vertoond. Dat was boven al mijn verwachtingen.
‘Een keerpunt in mijn carrière
Op een van die festivals, in Zagreb, ontmoette ik de Franse producent Denis Vaslin. Hij vond mijn film heel mooi en hij vroeg of ik al een nieuw project had. Zo ja, dan mocht ik hem bellen. Hij wilde graag met mij samenwerken. Ik had alleen geen nieuw project. Op dat moment was deze documentaire voor mij een eenmalig avontuur. Het toeval wilde dat ik op hetzelfde festival iemand zou leren kennen die op het festival als chauffeur werkte. Zijn naam was Jean Jacques Roskam. Hij was een Afrikaanse Belg die op een wonderbaarlijke manier in de jaren zeventig in Joegoslavië belandde. Met hem heb ik op dat festival elk vrij moment doorgebracht. Toen ik terug naar Nederland kwam, besefte ik dat ik al een maand, in elke hoedanigheid, op een feestje of in een spontaan gesprek met vrienden, alleen maar over die man aan het praten was en zijn ongelooflijke verhaal aan het vertellen was. Toen begon het te dagen. Ik had een waanzinnig verhaal in mijn schoot geworpen gekregen. Ik heb die Franse producent gebeld en gezegd: ‘Ik denk dat ik een filmproject voor je heb.’ De film ‘Jack, de Balkan en ik’ kostte me drie jaar en was een keerpunt in mijn carrière. Vanaf dat moment wist ik dat ik mijn carrière aan documentairefilms wilde wijden.
Ten tijde van de voorproductie van ‘Jack, de Balkan en ik’ maakte ik nog een film, ’Graffiti Street’. Het ging over ‘La Banda’, de band waarin ik in Sarajevo speelde. Dat was één van de meest veelbelovende bands uit de new wave scene van Sarajevo uit de jaren ’80. We waren ooit begonnen aan de opnames van een album, maar maakten die nooit af omdat de oorlog uitbrak. Na de oorlog kwamen we erachter dat we in vijf verschillende landen leefden en toen ontstond het idee om bij elkaar te komen om het lang geleden begonnen werk af te maken, om ons album op te nemen. De film gaat over de grote impact die een oorlog op mensen, de stad en op de cultuur van een stad kan hebben. Deze film heb ik ook met steun van ONfile gemaakt, met Srđan Fink als editor. Lies Jansen, die toen bestuurslid van ONfile was, heeft me bij die eerste stappen in de Nederlandse filmwereld geholpen. Toen ik na mijn eerste film ‘Symfonie voor een straatmuzikant’ de kans kreeg om grote projecten te doen, vanaf ‘Jack, de Balkan en ik’ tot mijn laatste film ‘Here We Move Here We Groove’, heb ik altijd Lies Jansen gevraagd om mijn script-editor te zijn. Ik beschouw haar als een van de beste researchers en script-editors van dit land.
Iets teruggeven
De missie van ONfile was vanaf het begin om gevluchte journalisten, schrijvers en mediaprofessionals aansluiting in de Nederlandse maatschappij te helpen vinden. In die zin was ONfile in zijn missie geslaagd als een journalist of filmmaker, die als vluchteling naar Nederland was gekomen, zijn weg naar Nederlandse media en naar de maatschappij in het algemeen had gevonden. Vanaf dat moment had je ONfile eigenlijk niet meer nodig. Zo ging het ook met mij. Ik begon als journalist te werken, daarna vond ik als zelfstandig filmmaker een manier om mijn films te maken. Toch kwam ik tamelijk vaak terug naar ONfile met het gevoel dat ik iets moest doen, of beter gezegd, iets wilde teruggeven. Er zijn nog steeds vele vluchtelingen die naar Nederland komen en die vroeger in hun land journalist, schrijver of filmmaker zijn geweest. Die mensen hebben de ervaring van vroegere generaties vluchtelingen nodig om ook hun weg in Nederland te vinden. Daarom heb ik aan meerdere projecten van ONfile meegedaan, onder andere aan camjo-cursussen die ik samen Kibret Mekonnen, mijn Ethiopische collega en ONfile-veteraan, heb gegeven.
Op een gegeven moment heb ik het contact met ONfile verloren. Dat was toen ik het gevoel kreeg dat de stichting de band met haar achterban was kwijtgeraakt. Enkele jaren later werd ik gevraagd om de stichting te helpen nieuw leven in te blazen. Ik kon geen nee zeggen. Zo ben ik zes jaar geleden bestuurslid van ONfile geworden.
Einde van ONfile
De laatste jaren van On File waren een worsteling om te overleven. Ten eerste hadden we geen kantoor meer op het Singel. Schijnbaar minder belangrijk, maar het was volgens mij cruciaal vanwege wat ik eerder als het thuisgevoel omschreef. Het gevoel dat je gewoon kunt langskomen, informatie kunt krijgen, een kopje koffie drinken, whatever…
ONfile kwam ergens aan de rand van Amsterdam terecht, dichtbij de RAI. Daarna werd ook de subsidie stopgezet. Als laatste klap kwam corona, wat het contact met leden nog moeilijker maakte. Een van de laatste projecten die we nog hebben opgestart was de KinoClub. Op die avonden zag ik nog steeds enkele veteranen van ONfile, en toch ook veel nieuwe mensen. Voor onze leden was zo’n avond een kans om elkaar te ontmoeten, maar ook om de bevestiging te krijgen dat jij een journalist, schrijver of filmmaker bent. Dat is niet alleen maar een vak. Dat is onderdeel van jouw identiteit, wie en wat je bent. Daarom is het geen toeval dat de KinoClub blijft voortleven, hoewel ONfile ophoudt te bestaan.
Op enig moment werden we geconfronteerd met de vraag: Wat kunnen we nog doen? Wat is nog onze missie, en hoe kunnen we die verder uitdragen? Moeten wij hardnekkig de naam van ONfile in stand houden of moeten we misschien een andere optie zoeken? Het was niet alleen een rationele kwestie, voor velen van ons was het ook een heel emotioneel proces. Er waren meerdere momenten dat we dachten: we kunnen hier niet mee stoppen.
Toen beseften we dat de missie van ONfile niet volledig was volbracht en dat die nooit afgerond kan zijn. Ook in de toekomst zullen er helaas nieuwe generaties vluchtelingen komen en tussen die mensen zullen schrijvers, journalisten en filmmakers zitten. In die zin zal de behoefte aan een organisatie als ONfile altijd blijven bestaan. Maar moet die ONfile heten? Zo kwamen we op het idee om onze erfenis en financiële middelen aan RFG Magazine, nota bene met de steun van ONfile opgericht, over te dragen. Zo blijft ONfile voortleven in het format van een andere stichting die dezelfde missie heeft: de positie van gevluchte mediaprofessionals te versterken en hun toegang tot de arbeidsmarkt te ondersteunen.”
Fotografie: Negin Zendegani
‘Het voelde als thuiskomen’ – Een terugblik op 25 jaar ONfile is te koop voor €10 (incl. verzendkosten binnen NL). Bestellen? Stuur een mail met uw adresgegevens naar redactie@rfgmedia.nl o.v.v. ‘Jubileumboek ONfile’.
Over de auteur
Over de auteur
Antonije Nino Zalica
Antonije Nino Žalica (Sarajevo 1959). Schrijver en filmmaker. Nino woont en werkt afwisselend in Amsterdam, Sarajevo en Dubrovnik. Hij studeerde literatuurwetenschappen en filosofie aan de Universiteit van Sarajevo. Zijn roman Gele Sneeuw werd vertaald in meerdere Europese talen. In 1994 werd zijn korte film Angels in Sarajevo bekroond met de Felix Documentary Award van de European Film Academy.