Het meisje dat in Oost-Ghouta om haar moeder riep
16 maart 2018
In het NOS-journaal, begin maart, rent een Syrisch kind uit Oost-Ghouta angstig tussen de puinhopen door. Ze roept om haar moeder. Het geluid dringt diep bij mij naar binnen. Ik sta in mijn keuken in Nederland, maar hoor het kind alsof ze in mijn huiskamer staat.
Om mijzelf te beschermen en mijn eigen angsten te beheersen, probeer ik me af te sluiten voor deze mensen. Maar hoe ik dat ook probeer, het lukt me niet. Zij blijven bij mij naar binnen komen via de Nederlandse media.
Ik ga naar de kamer en zet de TV uit. Pak mijn fiets en ga naar buiten. Ik fiets via het Engelse Werk in Zwolle naar de IJssel. Weg van de geluiden, weg van de negatieve gedachten. De IJssel heeft mij de laatste jaren door moeilijke tijden heen geloodst. Het water van de rivier, in Zwolle of Kampen, helpt me om rustig te worden en naar de toekomst te kijken.
Aangekomen bij het water stap ik van de fiets. Ik staar voor me uit over de rivier. Het geluid van het meisje wordt minder, alsof ze haar moeder heeft gevonden. Ik word rustiger.
Is maart nog steeds mooi?
Het is een mooie lentedag in maart. Ik denk terug aan de kinderen in Syrië waaraan ik soms les gaf. Als ik hen begin maart vroeg om een opstel te schrijven, begonnen ze allemaal met de openingszin “Op een mooie lentedag in maart …” En dan kon je het verhaal verder invullen. Een verhaal over groene weiden, bloemen, Moederdag of de dag van de docent, en met cadeautjes. Deze kinderen hadden een mooi beeld van de maand maart. Net als de kinderen die zeven jaar geleden op een muur schreven “Weg met het Assad-regime”. Ook zij droomden van een mooie lente voor zichzelf en voor hun ouders. Het kwam niet in hen op dat zeven jaar later, in maart 2018, zoveel kinderen honger zouden lijden, als ze niet gevlucht zijn of dood. Is maart nog mooi?
Maart, wanneer de mensen in Syrië picknicken aan de waterkant en uitkijken over de rivieren . Om hen heen spelen de kinderen, en dromen dat al hun dagen net zo mooi zijn als maart. Ooit was deze mand voor veel kinderen een kans om even hun zorgen te vergeten. Nu is alles anders, De kleine kinderen gaan niet meer naar school. Ze vieren geen moeder- of docentendag. Ze zijn niet druk het cadeautjes. Ze hebben zeven jaren gehad waarin ze tussen de puinhopen om hun moeders lopen te roepen, of naar hun docenten aan het zoeken zijn.
Dat Hij hen zou beschermen
Sommige ouders dachten dat God het Assad-regime op ze af had gestuurd om hen te straffen, zoals de God kon straffen in het Oude Testament. Maar zelfs de zondvloed van Noach duurde geen zeven jaren. De kinderen hadden zich soms, heel soms God mooier voorgesteld. Dat Hij hen zou beschermen tegen de bombardementen, dat hij niet toe zou staan dat zij hun ouders verloren.
In het begin van de revolutie, in maart 2011, wilden wij -kinderen en volwassenen- de lente van onze vrijheid in bezit nemen door vreedzaam te protesteren. We liepen met bloemen in onze handen te protesteren tegen het regime. Maar we wisten niet dat onze revolutie de balans tussen de wereldmachten in het Midden Oosten zou verstoren. Op het grondgebied van Syrië, waarvan de grenzen in het verleden min of meer willekeurig getrokken waren door de Europese grootmachten, kwam alles naar boven wat mensen zo’n honderd jaar hebben onderdrukt. Toen verdorden de bloemen in onze handen. We legden ze op de dodengraven of op de pijn van de gewonden.
Als ik nu dicht bij de IJssel sta, in vrede en veiligheid, denk ik aan het meisje in Oost-Ghouta dat haar moeder heeft geroepen, aan de andere kinderen in Syrië die deze vrede en veiligheid niet kennen. Ik leef hier de mooie lente. Voor hen is het zeven jaar geleden dat ze konden dromen. Zij zijn de lente van die maartmaand waarover ze konden schrijven nog altijd kwijt. Zeven jaren – kunnen er alsjeblieft weer cadeautjes zijn?