Gedichten van achter een masker

27 mei 2019

door Saeed Al-Gariri en

Gedichten van achter een masker

n deze serie vertelt Saeed Al-Gariri over zijn ervaringen als vluchteling in Nederland. Reflecties vol humor en poëzie, waarin hij de balans probeert terug te vinden in zijn nieuwe leven.

In deze serie vertelt Saeed Al-Gariri over zijn ervaringen als vluchteling in Nederland. Reflecties vol humor en poëzie, waarin hij de balans probeert terug te vinden in zijn nieuwe leven.

Het was een nieuwe ervaring om als vreemdeling te leven. Ik had geen dagelijkse verplichtingen. De tijd vulde ik met mijn vrienden. Dat waren geen vluchtelingen, maar Arabische dichters uit verschillende eeuwen. Ik heb het masker van Al-Shanfara opgezet. Al-Shanfara was een legendarische pre-islamitische dichter, die de hypocrisie van zijn samenleving had bekritiseerd vanuit zijn positie als buitenstaander. Hij had zijn stam verlaten en had met de monsters van de woestijn geleefd. Ik werd Al-Shanfara in Overloon. Ik zag alle dingen met zijn ogen: de stad, de mensen, de straten, de auto’s, de bomen, de natuur, de dieren enzovoorts.

Het zebrapad

In Overloon heb ik vaak gewandeld. Op een dag, toen ik het zebrapad wilde oversteken, stopte er een auto. Andere auto’s deden dat ook. Er stond geen verkeersbord. Ik bleef ook staan. Nee, ik aarzelde. De man die de eerste auto bestuurde glimlachte en gebaarde met zijn hand: steek over alsjeblieft! Ik begreep dat niet. Toen gaf ik met mijn hand aan: steekt ú over alsjeblieft! Hij schudde met zijn hoofd: ‘Nee. De weg is aan jou opgedragen.’ Daarna glimlachten we en ik stak de straat over, naar het café.
Volgens Al-Shanfara, de Arabische dichter wiens masker ik droeg, was het een poëtisch idee. Zijn stam had hem niet gerespecteerd. Voor hen was hij een paria, een ellendige, en een rebel tegen de traditie.
Wat had er moeten gebeuren? De weg ligt daar voor hem! Hij is een te respecteren mens! De auto stopte in Overloon om mij te laten oversteken! Het idee gaat niet om een straat of auto. Het gaat echt om de wet. Wat een fantastisch idee, als je je een gerespecteerd mens voelt!
In het café had ik Al-Shanfara in mijn gedachten. Met een kopje cappuccino naast mij schreef ik een kort gedicht:

De weg is aan jou opgedragen
steek alsjeblieft over
Deze glimlach vol zachtheid is voor jou
Zie je dat?
Verbaas je niet
De weg is aan jou opgedragen
De weg is aan jou opgedragen
De hele stad wacht op je, om te passeren
Ze licht de hoed voor jou
Hoe fascinerend ben jij!
als de weg aan jou opgedragen is
Hoe fascinerend ben jij!

Het fietspad

De fiets is het populairste voertuig in Nederland. Ik wist dat wel, maar de fiets is in werkelijkheid nog populairder dan ik me had kunnen voorstellen. Alle mannen, vrouwen, jongens, meisjes, ouderen en kinderen hebben een fiets. De fiets die ik in mijn gedachten zie is een mooi beeld van mijn kinderjaren. Toen ik kind was, had ik een kleine fiets. Ik fietste met de andere kinderen langs de boerderijen. We fietsten ook met plezier naar school.
Hier, in de dorpen, zijn de mensen eenvoudig en vriendelijk. Als ik tussen de boerderijen wandel, passeren er veel fietsers. Ze groeten me altijd: ‘Goedemorgen, goedemiddag, hoi, hi, hallo!’
Sommige fietsende jongens en meisjes groeten me met ‘Hoi’, terwijl ze vrolijk zwaaien. De fietspaden zijn erg lang, maar toch groeten de mensen altijd heel vriendelijk.

‘Wat is er gebeurd?’, vroeg ik mijn dichter en vriend Al-Shanfara. Oh, nee, Al-Shanfara vroeg het aan mij. Ik niet aan hem.
We kregen ook een ander poëtisch idee. Terwijl ik een nieuw gedicht schreef, herinnerde ik me Al-Motanabbi (een oud-Arabische dichter) en de weg die hij beschreef in één van zijn gedichten. De weg was veel te lang, en vol met verdriet. Maar ook voor mij was de weg te lang, en ik dichtte:

Elke dag rijden de Nederlanders
Op het fietspad
Nederlanders begroeten iedereen altijd:
hi
hallo, hoi, hallo, hi
hi, hoi, hai, hi, hoi, hai, hi
hai, hoi, hi, hallo,hai, hoi, hi
hi, hoi, hai, hi, hoi, hai, hi
hi, hoi, hi, hoi
hi
Het fietspad is oneindig lang
Net als het pad van Al-Motanabbi (1)
Maar het is er gezellig en prachtig
met plezier, gelach en zang
Je humeur is rustig
tussen bloemen en rozen
Je hoort er veel menselijke warmte:
hoi
hi, hi, hi
hallo, hallo, hallo, hallo
hoi, hoi, hoi
hi, hoi, hi
hi
Hi, hoi, Nederland
voor iedereen
op fietsen
op land

Bosbomen

Dichtbij het AZC lag een groot bos. Toen ik terugkwam, leek het alsof ik het voor de eerste keer zag. O, ik vergat er mezelf.
Daar is er het begin van de wereld. Daar is de eerste taal in het universum. Er is niemand. Geen mensen, geen mannen, geen vrouwen, geen kinderen. De mensen zijn naar een andere wereld gegaan. Ik ben er alleen. Maar ik hoor mooie woorden en een mooie taal. Is dit echt het paradijs? Maar dan toch zonder Eva. Ben ik Adam? Ik weet het niet. Waarom niet?
Ik wierp een blik op de bomen. Daar herinnerde ik mij Humayd ibn Thawr (2) (een oude Arabische dichter) die een mooi gedicht had geschreven over zijn geliefde. Maar hij keek naar haar als naar een hoge boom. Zij heette Sarha bint Malik. In één kort moment zag ik heel veel Sarha Bint Maliks. Elke boom was Sarha. Dus ik was Humayd ibn Thawr. Wat was er gebeurd? Er was een gevoel van liefde. Ik was Saeed niet. Hier was Humied ibn Thawr zelf. Hij was verward. Was het een liefde op het eerste gezicht?
Humayd was alleen in het bos van Sarha. Niet in de Arabische woestijn, waar het zelden regent, maar in Nederland, waar het altijd regent. Ook midden in de zomer. Terwijl hij stil bleef staan, stond een dansfeestje op het punt om te beginnen. Het was een fictief dansfeestje. Alle dansers waren vrouwen en Humayd was een man alleen. Maar de vrouwen waren zijn geliefde Sarha, maar dan in heel veel vrouwen. Na afloop van het feestje stond ik vrolijk op. Ik ging naar het AZC. In mijn kamer schreef ik met Humayd een nieuw gedicht:

Bomen zijn statig
Bomen zijn minnaars
Bomen zijn opgetogen
Bomen zijn verrukkelijk
Bomen zijn naakt onder de regen

Het bos is een vergeten moment van stilte

Wolken stoken bomen
Wind doet bomen dansen
Er begint een mooi dansfeestje

De bomen slingeren met warme passie
Het bos is een open Oosterse discotheek

Bomen zijn te hoog
Bomen zijn te statig
Bomen zijn minnend
Bomen zijn bekoorlijk
Bomen zijn te warm
De bomen zijn ongewone wolken van gefluister.

Noten:
1- Al-Motanabbi, Abu at-Tayyib Ahmad bin Al-Husein Al-Kindi (915-965) is een oude Arabische dichter, één van de grootste dichters in de Arabische taal. Hij is de meest prominente en meest invloedrijke dichter in de Arabische wereld. Veel van zijn poëzie is in meer dan twintig talen over de hele wereld vertaald. Hier wijs ik op zijn poëtische uiting: ‘Is de weg echt lang of zie ik hem als te lang?
2- Humayd ibn Thawr is een Arabische dichter van de vroege tijden van de Islam (Zevende eeuw).

Fotografie: © Rob Godfried

Waardeer dit artikel

Dit artikel lees je gratis. Vind je het artikel en onze inzet de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten blijken door een bijdrage. Zo help je onze journalisten en RFG Media.

Mijn gekozen bedrag: € -

Over de auteur

Over de auteur

Saeed Al-Gariri

Saeed Al-Gariri komt uit Zuid-Jemen. Hij is geboren op 14 oktober 1962 in Hadramaut. Hij promoveerde in de Arabische taal en literatuur aan Al Mustansiriya Universiteit in Irak en werkte dertig jaar aan de Universiteit van Aden en de Universiteit van Hadramaut. Hij was hoofdredacteur van het literaire tijdschrift en het tijdschrift over cultureel erfgoed van de Schrijversunie in Hadramaut. Daarnaast schreef hij in vele Arabische kranten en tijdschriften, meestal over literatuur, cultuur en politiek. Hij heeft ook vijf boeken in het Arabisch uitgegeven. Inmiddels woont hij bijna vier jaar in Nederland.

Naar profielpagina