‘Er bestaan ook Syrische vrijwilligers op aarde’
15 mei 2018
door Mohammad Kafina en
SYVNL steunt vluchtelingen bij het opzetten van veelbelovende projecten door ze de noodzakelijke kennis, middelen en financiële hulp te bieden. Met een leeftijd van slechts 22 jaar wist Mohammed Badran al een stempel te drukken op inspanningen die vluchtelingen in Europese samenlevingen een actieve rol geven.
Mohammed is een Syrische student die naar Nederland gevlucht is. Hij is 22 jaar oud en studeert Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam (VU). Daarnaast is hij vrijwilliger in het netwerk van Syrische vrijwilligers in Nederland (SYVNL).
Ondervond je moeilijkheden bij je emigratie van Syrië naar Nederland?
Elk begin kent moeilijkheden. Ik kon pas in september 2016 weer plaatsnemen in de studiebanken. Het kostte mij drie jaar om dat voor elkaar te krijgen. Sinds november 2013 ben ik in Nederland.
Hoe verliep de asielprocedure in Nederland?
Die duurde een heel jaar. Ik heb in zes asielzoekerscentra gezeten. Toen ik in het laatste azielzoekerscentrum in Utrecht zat, begon ik Nederlands te leren. Gedurende die tijd liep ik stage bij de organisatie Child Helpline International in Amsterdam, waar ik de coördinator van de sectie Midden-Oosten en Noord-Afrika ondersteunde. Daarna werkte ik ruim een jaar als manager in het restaurant Simit Sarayıin Amsterdam. In die tijd woonde ik even in Amsterdam totdat ik een huurwoning in Weesp kreeg. Ik leerde toen Nederlands tot en met niveau B2 aan de Universiteit van Amsterdam. Dat gaf mij de mogelijkheid om opnieuw een studie te volgen aan de universiteit. Ik zegde mijn baan op om een voorbereidend schakeljaar te kunnen volgen aan de Vrije Universiteit.In Weesp woonde ik alleen, maar mijn ouders en mijn zusje wonen ook in Nederland. Ook woont een aantal van mijn broers in andere Europese landen, zoals Zweden en Oostenrijk. Als de drukte van mijn studie en werk dat toelaat, bezoek ik mijn broers van tijd tot tijd.
Hoe raakte je geïnteresseerd in de vluchtelingenkwestie?
Er zijn verschillende factoren die hebben bijgedragen aan mijn interesse in de vluchtelingenkwestie. Die interesse begon toen ik in Nederland aankwam. In Syrië deed ik ontwikkelingswerk. Ik werkte bij het Syrische secretariaat voor ontwikkelingswerk, de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen (UNHCR) en bij de VN-hulporganisatie voor Palestijnse vluchtelingen (UNRWA). Tijdens het schakeljaar aan de Vrije Universiteit besloot ik mijn studiegebied te veranderen van Binnenhuisarchitectuur naar Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie. Aan de Universiteit van Damascus studeerde ik Binnenhuisarchitectuur totdat ik in het tweede jaar kwam te zitten. Mijn besluit om te veranderen van studiegebied had als reden dat ik het gevoel had niet genoeg talent te bezitten op het gebied van binnenhuisarchitectuur en ik niet genoeg motivatie had om die studie voort te zetten. In diezelfde tijd probeerde ik een project op te zetten op het gebied van de inburgering van Syrische kinderen in Nederland. Tijdens een gesprek met een van mijn vrienden viel het hem op hoe geïnteresseerd ik was in antropologie en ontwikkelingswetenschappen. Hij raadde mij aan een studie in die richting te gaan volgen. Dat bracht mij uiteindelijk tot het verkennen van de aanwezige studies in dat vakgebied.
Welke rol speelde jouw studie Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie bij het bestuderen en begrijpen van de vluchtelingenproblematiek?
Mijn studie heeft me op dat gebied zeker geholpen. Antropologie is wetenschappelijk gezien een breed gebied, maar wij zijn vooral bezig met ontwikkelingssociologie. Daar wil ik mij ook in specialiseren. De studie richt zich onder andere op de manier waarop met factoren die conflicten uitlokken moet worden omgegaan, hoe oplossingen voor die conflicten gevonden kunnen worden, en hoe die conflicten voorkomen kunnen worden. In mijn ogen heeft hetgeen in Syrië gebeurd is, veel menselijke waarden verwoest. Op hetzelfde moment leven we op deze wereld in het tijdperk van de globalisering, dat ons ertoe brengt andere waarden te vormen die passender zijn bij de globale waarden. Mijn studie op het gebied van antropologie staat in het kader van het streven naar de wederopbouw van de Syrische samenleving op intellectueel niveau, naast het ontwikkelen van waarden en een nieuwe identiteit. Veel mensen vinden onderzoek op dat terrein niet realistisch, maar ik geloof dat de oorlog op een zekere dag zal eindigen en dat we ons daarom nu al moeten richten op dit onderwerp totdat we iets hebben om op te bouwen als de oorlog voorbij is.
Hoe is het idee ontstaan van het netwerk van Syrische vrijwilligers in Nederland?
Toen ik in 2015 bezig was met onderzoek naar een project speciaal voor vluchtelingenkinderen, merkte ik dat elk initiatief stuitte op een groot probleem: de financiering. Destijds bestonden er niet veel initiatieven. Halverwege 2015 ging het netwerk van Syrische vluchtelingen in Nederland (SYVNL) van start. In die periode bestudeerde ik het project zorgvuldig, met name vanwege mijn ervaring in het vakgebied. We deden dat in samenwerking met een groep vrienden en Syrische vluchtelingen, zonder dat daar enige Nederlanders bij betrokken waren. Het lukte mij echter niet om steun of geld voor het project te krijgen. Het bleek moeilijk te zijn om Nederlandse organisaties ervan te overtuigen een project van een vluchteling te steunen en een financiering te krijgen van 25 duizend euro. Voor zo’n soort project is dat niet veel.
Het probleem was dat alle ervaringen die we hebben opgedaan in Syrië niet als zodanig werden erkend door die organisaties. Zij hechtten geen waarde aan onze ervaringen in oorlogstijd en wij moesten daarom proberen een geheel nieuwe vertrouwensrelatie met die organisaties op te bouwen. Daarbij boden we projecten niet als groep of organisatie, maar individueel aan. Dat maakt een groot verschil en dat bracht mij ertoe om niet individueel, maar als collectief te werken als een team van Syrische vrijwilligers. Dit idee leidde tot het ontstaan van een team van Syrische vrijwilligers in Nederland dat de jongeren een actieve rol geeft zonder dat bureaucratische regels het enthousiasme de kop indrukt.
We wilden dat iedereen die zich bij het team voegde het gevoel had daar deel van uit te maken. Het team bestond uit een groep van Syrische jongeren, bestaande uit vrienden en mensen die iets te doen wilden hebben. Dat had als resultaat dat het project niet was opgezet door een groep organisaties. Wij gaven de voorkeur aan deze manier omdat we zo veel uitdagingen aan konden gaan, waaronder het gebrek aan vertrouwen tussen de mensen.
Een ander obstakel was dat we op een manier te werk gingen die verschilde van die van anderen. We werkten als een groep jongeren die niet gebonden was aan strenge, interne regels. Aan de andere kant wilden we wel dat andere partijen ons zagen als een georganiseerd team. Daarom begonnen we een Facebookpagina, ontwierpen we een logo, en lieten wij dat op truien drukken. Daarna begonnen we een idee te krijgen van de vele, reeds bestaande initiatieven. We vroegen ons af hoe we als een team van Syrische vrijwilligers konden werken. Het idee was dat we een team van Syrische vluchtelingen waren dat een bijdrage wilde leveren aan de Nederlandse samenleving door ons te voegen bij Nederlandse initiatieven. De terugkerende reden was dat we zelf geen middelen hadden, behalve onze jeugdige energie.
Dat was echter niet gemakkelijk, omdat alle organisaties waarmee we contact opnamen niet met ons wilden samenwerken als team, maar alleen met inidividuele personen. In onze ogen was het juist nodig om als team te opereren om op die manier aan de Nederlandse samenleving te laten zien dat de Syrische vluchtelingen iets tastbaars deden. Het werk van een individu zou niet het werk van de vluchtelingen als groep zichtbaar maken binnen de talrijke projecten en initiatieven. Individuen krijgen immers geen media-aandacht.
Met het logo en de truien wilden we de aandacht vestigen op het grote aantal Syriërs dat in vrijwilligersprojecten werkzaam is. We wilden dat de Nederlandse samenleving naar hen zou kijken als Syrische vrijwilligers, niet als vrijwilligers in de vele verschillende organisaties, zoals het Rode Kruis. Door middel van het logo wilden we kenbaar maken dat er niet alleen Syrische vluchtelingen, maar ook Syrische vrijwilligers op de aarde zijn.
Van daaruit is het idee ontstaan om een logo te ontwerpen dat Syrië met Nederland verbindt en dat logo op truien aan te brengen die we dragen als we naar buiten gaan. Op die manier herkennen mensen ons als team, hetgeen duidelijk wordt wanneer wij werken als een groep. Dat was geen makkelijke taak. We hebben contact opgenomen met verschillende organisaties zoals het Rode Kruis en Vluchtelingenwerk Nederland. Van de organisaties hebben wij geen enkele reactie gekregen, op wat spottende opmerkingen na omdat we als groep wilden optreden en niet als individuen.
Na enige tijd konden we na veel moeite toch als groep aan het werk bij de opvanglocaties voor vluchtelingen in samenwerking met het Leger des Heils. Daarna begonnen we veel steun te krijgen en wisten mensen ons idee te waarderen. Sindsdien begonnen we na te denken over de mogelijkheden om ons idee zo veel mogelijk te verspreiden om onze invloed te vergroten. We wilden graag dat vluchtelingen ons idee zouden overnemen en iets soortgelijks zouden beginnen op een andere plek. Zoals ik al eerder heb gezegd:
wij hebben een taak, maar die is niet als individu te vervullen.
We begonnen uit verschillende hoeken van Nederland verzoeken te krijgen om vrijwilligerswerk te verrichten. Het probleem was echter het gebrek aan middelen en vervoerskosten om één team in verschillende regio’s binnen Nederland in te kunnen zetten en op één plek samen te kunnen komen om te vergaderen.
Op dit moment proberen wij een programma uit dat we hebben ontworpen voor het leren van Nederlands. De methode verschilt van traditionele lesmethodes om de Nederlandse taal te leren. We hebben een intensieve cursus Nederlands-Arabisch opgezet met een duur van zes dagen. De cursus begint met een uitleg over de basisprincipes. Vervolgens wordt er elke dag een bepaald onderwerp besproken, zoals relaties tussen mensen en stereotypes, en gediscussieerd over verschillende culturen. Aan het intensieve programma deden Nederlanders, Syriërs, Turken en Afghanen mee. Aan elke tafel zaten zes personen: drie Nederlanders, drie Syriërs en iemand die hielp bij het vertalen, de activiteiten en andere dingen. We probeerden het programma uit in het azielzoekerscentrum in de Havenstraat in Amsterdam. Daar was het erg succesvol. Aan dat programma deden Nederlandse docenten van de Vrije Universiteit mee. Later adopteerde de Universiteit van Amsterdam het programma. We probeerden het nog eens uit, maar toen met masterstudenten die getraind werden in het werken met onze methode. Dat liet zien dat we mensen konden helpen en bovendien trainingskansen konden scheppen voor Nederlandse studenten.
Het netwerk van Syrische vrijwilligers maakte in die periode als idee een grote ontwikkeling door; we begonnen na te denken over de financiering van ons project. Dat was een van de moeilijkheden die we ondervonden bij de overgang van een initiatief naar een gesteund project. We begonnen ons te organiseren op financieel en bestuurlijk gebied, we openden een bankrekening, we vormden een bestuur, en in februari 2016 kregen we een vergunning. We gingen op zoek naar vluchtelingen die hun ideeën in de praktijk wilden brengen met onze hulp in de vorm van apparatuur, noodzakelijke financiële middelen en contacten bij bepaalde organisaties.
Dit ontwikkelden we in 2016. Ons werk beperkt zich niet tot het vormen van een podium dat enkel ondersteuners met mensen met ideeën verbindt. De vluchteling die zijn idee wil verwezenlijken heeft immers de instrumenten en kennis nodig om een geslaagd initiatief op te zetten. We vroegen ons daarom af hoe we die middelen en kennis beschikbaar konden maken.
We hadden inmiddels een uitstekend netwerk van deskundigen opgebouwd die gespecialiseerd waren op het gebied van ontwikkelingswetenschappen. We lieten ook deskundigen uit het buitenland komen om aan hen te leren hoe ze initiatieven van de grond kunnen brengen en om ze te voorzien van trainingsprogramma’s. We organiseerden workshops in het kader van het project Community Capital, waarin wij drie initiatieven van deelnemers steunden.
Hoe bereikten het Netwerk van Syrische vluchtelingen en Mohammed Badran de VN-top over vluchtelingen?
In februari 2016 vond in Londen de conferentie Supporting Syria and the Region over vluchtelingen plaats voor de VN-top. Er was een conferentie speciaal voor donateurs waarvoor ik een uitnodiging had gekregen als vertegenwoordiger van de Syrische burgermaatschappij op dat moment. Ik sprak over het onderwijs en over hoe belangrijk het was dat vluchtelingen daar toegang toe zouden krijgen. Voor mij was het niet zo gemakkelijk geweest om toegelaten te worden tot de Vrije Universiteit als voor iemand met de Nederlandse nationaliteit. Een vluchteling moet zich drie jaar inspannen om dat voor elkaar te krijgen. Ik deed mijn best om de stem van de vluchtelingen die onderwijs wilden volgen, hoorbaar te maken. Daarbij wilde ik het belang van onderwijs benadrukken.
Op basis van eerdere ervaring zie ik twee soorten vluchtelingen: de vluchtelingen die in het land blijven waarin ze asiel hebben aangevraagd en de vluchtelingen die willen terugkeren naar hun land van herkomst. We moeten ons de vraag stellen hoe groot de kansen op werk zijn voor de vluchtelingen die blijven als zij niet beschikken over de vaardigheden en diploma’s binnen het land waarin asiel is aangevraagd. Ze hebben zeker cursussen en onderwijs nodig. Bij de mensen die terugkeren, bijvoorbeeld na zeven jaar, moeten we ons afvragen hoeveel ze dan zouden hebben opgestoken van de vaardigheden en waarden binnen Nederland, zodat ze een positieve bijdrage kunnen leveren aan de wederopbouw van hun eigen land. Daarom is het belangrijk dat het onderwijs toegankelijk is voor iedereen. Tegelijkertijd zien we dat er een groot aantal Europese landen is dat Syrië en de regio steunt met grote bedragen voor onderwijs. Wij hebben ons alleen geconcentreerd op de toegankelijkheid van het onderwijs en niet op het verkrijgen van geld. Op de conferentie hebben we ook gesproken over integratie, hoewel dat onderwerp niet op de agenda stond. Vervolgens hebben we ons aangemeld om aan de VN-top deel te nemen. De verklaring die we hebben geschreven en opgestuurd is verschenen in het eerste conferentiebulletin.
Ongeveer 450 organisaties hadden zich aangemeld, waaronder negen voor de burgermaatschappij. Ik was de enige die het had over de Syrische burgermaatschappij, wat een enorme druk creëerde. Ik had nagedacht over de beste manier waarop ik de ideeën van de Syrische vluchtelingen zou kunnen overbrengen. Ik had een video op Facebook geplaatst waarin ik zei dat ik uitgenodigd was om deel te nemen aan de conferentie. Ik vroeg aan de mensen om hun ideeën met me te delen, die ze op internationaal niveau naar voren wilden brengen, in een boodschap die niet langer dan drie minuten zou duren. Veel mensen vanuit Syrië en Europa namen contact met ons op. Aan de hand van de zevenduizend reacties die we ontvingen, schreef ik een tekst waarin ik het verlangen naar onderwijs tot uitdrukking bracht en waarin ik zei dat de stem van de Syrische vluchtelingen niet gehoord wordt. Ook vestigde ik de aandacht op het ontbreken van steun aan Syriërs in het Midden-Oosten en in Europa.
Op hetzelfde moment probeerde ik het besef over te brengen dat de vluchteling sterk is in plaats van een slachtoffer, zoals ze ons graag portretteerden. Mijn doel was de Syriërs te laten voelen dat het mogelijk was hun stem aan de wereld te laten horen en om hen te trots te laten zijn op wat we als Syriërs of als vluchtelingen te bieden hebben.
De reacties van Syriërs, Arabieren en Nederlanders waren zowel positief als negatief. Sommige Syriërs vonden niet niet prettig dat ik sprak namens Syriërs en Syrische vluchtelingen, omdat ik een Syrische Palestijn ben. Bovendien waren er Palestijnen die me berispten omdat zij een boodschap hadden willen overbrengen uit naam van Palestina of de Palestijnse zaak. Sommige Nederlanders hadden kritiek omdat we steeds maar om hulp bleven vragen. Daartegenover stond dat veel Nederlanders juist trots waren vanwege mijn aanwezigheid op de conferentie. Ze vonden dat ik bij Nederland hoorde. De website www.nos.nl beschreef mij bijvoorbeeld als “de Nederlandse Syriër”. Direct nadat ik op de conferentie het woord had gevoerd, wilde de Nederlandse delegatie mij ontmoeten. Ik had een gesprek met de minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders en de minister van Ontwikkelingszaken Lilianne Ploumen. Ze zeiden dat ze trots op me waren. Ik had minister Koenders al eerder ontmoet bij de presentatie van het Syrische orkest dat meedeed aan het Holland Festival.
Vertaald door: Sam Assenberg
Fotografie: © Ilvy Njiokiktjien
Over de auteur
Over de auteur
Mohammad Kafina
Als gevluchte journalist probeer ik de kloof tussen werelden te overbruggen en mensen te verbinden. Dat doe ik via het zoeken naar en het schrijven van menselijke verhalen. In 2014 belandde ik in Nederland. Sindsdien ben ik bezig initiatieven te ontplooien om Nederlanders en vluchtelingen samen te brengen.