Hoe gaat het na Wachtkamer Havenstraat?
7 augustus 2017
door Tanja te Beek en
In mijn boek Wachtkamer Havenstraat vertel ik wat er allemaal gebeurde in de noodopvang voor asielzoekers in de voormalige gevangenis in de Havenstraat, waar ik als vrijwilliger werkte. De noodopvang sloot ongeveer een jaar geleden, maar met een aantal mannen heb ik nog veel contact. Ik vind het bijzonder om mee te maken dat ze steeds weer een andere fase van hun Nederlandse leven ingaan.
Eén van de mannen uit de Havenstraat kreeg negen maanden na aankomst in Nederland een verblijfsvergunning, en vroeg direct gezinshereniging, zodat zijn zoontje van zeven naar Nederland kan komen. En vanuit hier probeerde hij vast te regelen dat dat zoontje, die hij al vijf jaar niet heeft gezien, Eritrea úít komt. De Eritrese overheid geeft geen reisdocumenten aan wat zij ziet als landverraders, dus moeten gezinsleden illegaal het land uit zien te komen, zélfs als de IND al toestemming heeft gegeven voor gezinshereniging. Illegaal de grens met Ethiopië of Soedan oversteken is vrijwel onmogelijk zonder mensensmokkelaar. Die vraagt zo’n € 2000,- per persoon.
De vader zocht een smokkelaar, onderhandelde, overlegde met zijn schoonmoeder, die al die jaren voor het kind heeft gezorgd, en praatte met zijn zoontje. Hoe leg je aan een kind uit dat hij binnenkort ’s nachts met een vreemde meneer mee moet gaan, en dan heel stil moet zijn, en precies moet doen wat die meneer zegt? ‘Ik vertel hem dat hij naar papa gaat’, zegt de oud-Havenstrater alsof daarmee de kous af is.
De smokkelaar kwam en nam het zoontje samen met nog zo’n twintig kinderen en vrouwen mee naar de grens met Ethiopië. Daar moesten ze wachten onder een boom. ’s Nachts keek de smokkelaar of het veilig genoeg was om de oversteek te wagen. De vader in Nederland had een paar keer contact met de smokkelaar. Natuurlijk was hij óp van de zenuwen. Het ging hier om de toekomst, nee, om het léven van zijn kind, want regelmatig schieten grenswachters vluchtelingen zonder pardon neer. Ik bezocht hem die week een keer onaangekondigd, vroeg in de middag. Hij was niet geschoren, rook onfris en zat aan het bier. Arme man! Na een week gaf de smokkelaar het op. Er was te veel bewaking. De groep ging maar weer terug naar huis. Het zoontje was blij; hij had heimwee en vond het fijn weer met zijn vriendjes te spelen en thuis, bij oma, te slapen. Maar het was wel gevaarlijk dat hij terug was, zei de vader erbij. Nu konden mensen hem vragen waar hij die week geweest was.
Daarom ging hij snel op zoek naar een nieuwe smokkelaar. Die vond hij na een paar weken. Weer die spanning, die stress. Ik vond het knap dat hij in die dagen toch gewoon naar de inburgeringsles ging. Na een paar dagen belde de nieuwe smokkelaar hem en zei dat het zoontje in Ethiopië was. ‘Mai san seef’ appte de Havenstrater me in zijn bijzondere Engels. ‘My son is safe’. Om dat te vieren, aten we met een groepje van zeven Eritreeërs en twee Nederlanders in mijn huis. ‘Ik heb afgesproken dat ik de smokkelaar betaal nadat mijn zoontje mij zelf heeft gebeld vanuit Ethiopië.’
Dat telefoontje kwam niet. Wel een telefoontje van zijn schoonmoeder. Zij was gebeld door de grenspolitie met de mededeling dat haar kleinzoon in de cel zat. Betrapt bij zijn poging de grens over te steken. Wat verschrikkelijk! Dat joch van zeven in de cel. Op een Eritrees politiebureau! De smokkelaar had dus keihard gelogen; hij had het kind helemaal niet naar Ethiopië gebracht, maar alleen maar naar de grens.
De vader legde uit wat er in een situatie als deze gebeurt. Oma kan het kind bij het politiebureau ophalen, maar loopt dan het risico zelf stevig ondervraagd te worden over het hoe en wat van de reis van haar kleinzoon. Dat ze de zeventig gepasseerd is, is geen excuus. Ze kan hem ook níét ophalen, maar dan komt de politie aan de deur en is de situatie nog erger. ‘Wat kunnen wij vanuit Nederland doen?’, vroeg ik. ‘Jij niks. Ík kan alleen bellen en vragen hoe het is’, antwoordde de Havenstrater verbazingwekkend rustig.
Communicatie met Eritrea is lastig; er zijn maar weinig internetcafé’s en de telefoonverbinding is slecht en duur. Pas na drie weken hoorden we weer iets. Oma en kleinzoon hebben die drie weken allebei in de cel gezeten. Ze zijn inmiddels vrijgelaten, maar pas nadat ze een verklaring hebben ondertekend waarin staat dat het zoontje, als hij nog eens wordt betrapt op een vluchtpoging, de doodstraf krijgt. Zo gaat dat in Eritrea.
Illustratie: Mahmoud Almasry
Over de auteur
Over de auteur
Tanja te Beek
Ik wil de lezer graag kennis laten maken met vluchtelingen, ook al is het indirect, via verhalen. Als meer mensen vluchtelingen zien als mens, als individu, in plaats van als bedreigende massa, leidt dat zeker tot meer begrip en minder haat.
tanja_te_beek@hotmail.com